Het halftijdse pensioen… alweer een halfslachtige maatregel.

Altijd bezorgd om ons welzijn heeft de minister van pensioenen beslist om in de drie pensioenstelsels de mogelijkheid van een halftijds pensioen te voorzien.  Dit nieuwe stelsel om de eindeloopbaan te regelen, wordt verondersteld een antwoord te bieden op de langere loopbanen ingevolge de verschillende pensioenhervormingen. Een stap in de goede richting of alweer een achteruitgang?

 

De huidige regering heeft het pensioenstelsel van de openbare sector al meermaals onder vuur genomen: afschaffing van de diplomabonificatie,  strengere voorwaarden om  vroeger te kunnen vertrekken,  optrekking van de wettelijke pensioenleeftijd, invoering van het gemengde pensioen,… allemaal maatregelen om de loopbanen van de ambtenaren te verlengen.

Uit wroeging over de gevolgen van deze hervormingen (dromen mag altijd) stelt de minister van pensioenen de personeelsleden (voor de contractuele personeelsleden is een gelijkaardige hervorming voorzien) nu de mogelijkheid voor om halftijds met pensioen te gaan zodat de overgang naar een welverdiende rust soepel kan verlopen en ondertussen nog pensioenrechten kunnen worden opgebouwd.

Concreet gesproken kan het personeelslid, dat beantwoordt aan de voorwaarden om een vervroegd pensioen  (ter herinnering: 60 jaar oude zijn en 44 loopbaanjaren tellen , of 61 jaar oud zijn en 43 loopbaanjaren tellen of tot slot 63 jaar oude zijn en 42 loopbaanjaren tellen) of een wettelijk pensioen ( 65 jaar tot 2025) te bekomen, opteren voor een halftijds pensioen, in de plaats van zijn “oorspronkelijke “ (lees normaal) pensioen . We kunnen ons reeds afvragen waarom een halftijds pensioen moet ingevoerd worden op de wettelijke pensioenleeftijd… Is het een onbewuste boodschap van de minister om te blijven werken na de leeftijd van 65 jaar, met slechts een half pensioen?  Is dit een andere manier om  de (volledige) opruststelling (verder) uit te stellen? Hoe dan ook zal de minister van pensioenen als grote winnaar uit de bus  komen, wanneer de pensioenkosten gedurende een paar jaar  beperkt zullen blijven.

Alvorens dit systeem te kunnen genieten, moet het personeelslid ook bewijzen dat hij gedurende de 12 maanden voorafgaand aan zijn aanvraag van het halftijdse pensioen wel degelijk  minstens 80% van zijn prestaties heeft verricht. Uitsluitend effectieve prestaties  komen  in aanmerking  en  op het vlak van de verloven tellen  alleen de periodes mee gedurende dewelke de bezoldigingen integraal zijn behouden! Halftijdse loopbaanonderbreking, ouderschapsverlof, voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof, het feit te lang in disponibiliteit te zijn, …  worden dus uitgesloten.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet, kan hij de helft van zijn pensioenbedrag genieten (aangezien het pensioen als een normaal pensioen wordt berekend… maar in twee wordt gedeeld) en zijn prestaties voor maximum 50% van een voltijdse betrekking kunnen voortzetten, mits de verbintenis van zijn werkgever om hem dit werkstelsel toe te kennen.

Hoewel het personeelslid zijn (halftijdse) pensioen onbeperkt mag cumuleren met beroepsinkomens, die voortvloeien uit de deeltijdse voorzetting van zijn activiteit, is het hem formeel verboden  enig ander beroepsinkomen te genieten (ongeacht de omvang ervan), op straffe van opschorting van zijn (halftijdse) pensioen. Hij mag dit pensioen niet cumuleren met een vervangingsinkomen of overlevingspensioen, waarvoor de voorwaarden reeds enorm verstrengd zijn.

Voor deze gedeeltelijke prestaties (die en geen andere!) kan het personeelslid  bijkomende pensioenrechten opbouwen, die in aanmerking worden genomen in wat de minister  een “ bijkomend pensioen” noemt. Het personeelslid moet een nieuwe pensioenaanvraag (deze keer voltijds) indienen en ontvangt dan zijn volledige pensioen (eens en voor altijd berekend op het moment van zijn halftijdse pensionering) , vermeerderd met de (deeltijdse) diensten gepresteerd gedurende zijn periode van halftijds pensioen.  Uiteraard  in naleving van de voor de overheidspensioenen voorziene begrenzingen.

De optimist spreekt van een halfvol glas, de pessimist van een halfleeg glas, maar geen van beiden vraagt zich af  waarom  ze slechts een half glas krijgen voorgeschoteld”.