Het pensioenstelsel wegens lichamelijke ongeschiktheid, eigen aan de personeelsleden van de openbare sector, is op weg om te worden hervormd. De personeelsleden die definitief ongeschikt zijn voor elke functie zullen in de toekomst ten minste twee jaar moeten wachten voordat het met pensioen kan gaan. Welke diagnose kan men uit deze zoveelste pensioenhervorming trekken? In ieder geval niets positief!

Momenteel kan een personeelslid dat zijn ziekteverzuimdagen heeft uitgeput, op initiatief van zijn openbare werkgever worden opgeroepen om voor de bevoegde medische commissie te verschijnen. Deze laatste kan in de meest voor de hand liggende gevallen concluderen dat het personeelslid blijvend ongeschikt is voor een bepaalde functie en hem/haar om die reden een pensioen toekennen. Om de negatieve effecten die een dergelijk vervroegd pensioen kan veroorzaken (aangezien het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid volgens dezelfde regels wordt berekend als een pensioen) te corrigeren, bestaan er verschillende mechanismen (gegarandeerd minimumbedrag, regels voor het combineren van een betaalde activiteit met dit gunstiger pensioen, etc.).

Hoewel dit stelsel voor verbetering vatbaar was, was een dergelijke hervorming overbodig.  

In de toekomst zal geen enkele beslissing wegens lichamelijke ongeschiktheid, of ze nu definitief of tijdelijk is, rechtstreeks kunnen worden genomen. De hervorming legt immers een termijn van twee jaar op tussen de medische beslissing en de pensioendatum wegens lichamelijke ongeschiktheid. Tijdens deze termijn (die langer dan twee jaar kan zijn!) kan het personeelslid verwachten dat zijn publieke werkgever, altijd op zoek naar het welzijn van zijn personeel (sic), hem/haar een passende functie zal vinden. Als hij of zij zijn/haar werk niet meer kan hervatten (ook al is het aangepast werk), of als zijn/haar werkgever hem/haar geen werk aanbiedt, is de kans groot dat hij of zij, gezien de lange “wachttijd”, in disponibiliteit valt en dus een wachtwedde ontvangt … wanneer men de voornemens kent van sommigen voor wat het stelsel van het kapitalisatiesysteem van ziekteverlofdagen betreft, kunnen we alleen maar bezorgd zijn.

Maar wees gerust, er is een uitzondering op deze periode van twee jaar. Als je permanent arbeidsongeschikt bent voor een bepaalde functie en je hebt een loopbaan van 36 jaar voor de berekening van een overheidspensioen, dan kan de bevoegde medische commissie onmiddellijk een pensioenbeslissing nemen voor lichamelijke ongeschiktheid. En is dat goed nieuws? Neen, want de vereiste van 36 jaar loopbaan beoogt wel degelijk de jaren die in aanmerking worden genomen voor de berekening van uw pensioen, en nog enkel voor uw pensioen van de openbare sector. Met de afschaffing van de diplomabonificatie, de invoering van het gemengd pensioen, de bepalingen die het in aanmerking nemen beogen (en dus a contrario het niet in aanmerking nemen) van de onvolledige prestaties of van de impact van sommige administratieve standen op de berekening van uw pensioen, deze voorwaard zal zelden worden ingevuld. Ze zal ontoegankelijk blijven voor een heel aantal personen die definitief ongeschikt zijn voor elke functie.

Bij het lezen van het voorontwerp van wet, is het duidelijk dat het echte voornemen van de minister van Pensioenen niet is de personeelsleden van de openbare sector te behoeden voor de rampzalige effecten die een dergelijk pensioen met zich mee kan brengen (daar er reeds mechanismes bestaan die deze rol spelen, mechanismes die nog een beetje zouden moeten versterkt worden om de positieve effecten ervan nog te verbeteren), maar wel om de begroting van de pensioenen te verlossen van een te hoog geschatte financiële last. Wat is er eenvoudiger dan de kost van deze pensioenen af te wentelen op de openbare werkgevers die dus geen andere oplossing hebben dan hun ziektestelsel te herzien om deze nieuwe budgettaire last te kunnen dragen. Een handig manoeuvre, besprenkeld met een blijk van goede wil, maar die uiteindelijk iedereen zal benadelen… behalve de minister van Pensioenen.